Als het aan minister Plasterk ligt, kan ik het lidmaatschap van mijn omroep opzeggen. De verzuiling is voorbij. Mijn lidmaatschap is geërodeerd. Het stelt weinig meer voor. In de krant lees ik, dat ik alleen maar lid ben, omdat ik dan een omroepblad krijg. De feitelijke zeggenschap over programmering is mede onder invloed van het politieke beleid de afgelopen jaren van de omroepen verlegd naar de netcoördinatoren (voeg ik er op eigen gezag aan toe) en ook op hun eigen financiële stroom hebben omroepen nog maar in beperkte mate greep. Omroepverenigingen hebben buiten hun kerntaak weinig mogelijkheden om zich te vernieuwen, ledenraden praten nog wel dapper mee over financieel beleid en programmeringsfilosofie, maar het zijn rituele dansen en ze hebben er in werkelijkheid helemaal niets meer over te zeggen. Het is volgens de minister ook afgelopen met de traditionele programmering, want in de nabije toekomst kunnen we programnma’s via internet opvragen en zullen we onze eigen televisieavond samenstellen. Er zijn dan geen ingewikkelde programmeringsstrategieën meer nodig; alle reden om het bestel op de schop te nemen.
Deze discussie wordt mede bepalend voor andere sectoren
De minister gaf de aftrap voor de finale discussie rond het publieke omroepbestel in een interview in Het Parool en de andere kranten, waaronder De Volkskrant pakken die handschoen gretig op. In de slipstream van de omroepdiscussie stelt deze krant meteen ook de legitimiteit van het bijzonder onderwijs en woningbouwverenigingen ter discussie, want die zijn immers ook gebaseerd op het achterhaalde principe van de verzuiling. Een reden te meer om deze discussie serieus te nemen, want de afloop ervan kan mede bepalend zijn voor de wijze waarop het onderwijs straks wordt georganiseerd, maar ook andere diensten die rechtstreeks raken aan levensgeluk en de ontwikkelingskansen van gewone burgers.
Belangenverstrengeling maakt debat onzuiver
Het wordt eenzaam rond de publieke omroep, vooral ook omdat de omroepverenigingen er nog niet in slagen om tegenover de argumentatie van de minister een sterke tegenredenering te ontwikkelen. De gretigheid waarmee kranten kond doen van dit nieuws, is niet zonder eigen belang. De commerciële mediawereld hoopt ongetwijfeld een graantje mee te pikken van een deconfiture van het publieke bestel. Alle media verkeren financieel in zwaar weer en lonken naar de Haagse vleespotten en dat levert dus niet het beste klimaat op om een principiële discussie te voeren over de toekomst van het publieke bestel. Wij burgers, kunnen die discussie om die reden niet overlaten aan de “onafhankelijke” pers met al zijn belangenverstrengeling op dit terrein.
Leden moet je koesteren, niet negeren
Waar blijft nou in dit discours de burger? In plaats van het belang van de miljoenen leden van de publieke omroep te relativeren zou Plasterk als een echte democraat, de burgers die nog wél verantwoordelijkheid nemen voor de samenleving door lid te zijn van verenigingen,een pluim kunnen geven, in plaats van ze voor gek te verklaren en ze te negeren. Ze verdienen een compliment voor het feit dat ze verantwoordelijkheid nemen voor samenlevingsopbouw en het valt te prijzen dat ze niet bereid zijn om alle belangrijke taken over te laten aan politiek en commercie. Lidmaatschap van verenigingen zou door de overheid geprezen moeten worden, in plaats van gerelativeerd en hier zou een begin gemaakt kunnen worden door de aanhangers van publieke omroep mee te laten praten, rechtstreeks en niet via de politiek. Het past in de tijd om die “derde weg” (tussen privaat en overheid) op te waarderen in plaats van verder af te breken.
Omroepen moeten nu uit hun schuttersputjes komen
Als het in deze aanstaande discussie over de toekomst van de media, de omroepen niet lukt om hun leden te mobilseren, ja dan zijn ze geen knip voor hun neus waard. Max, WNL en PowNed laten zien dat de verzuiling misschien achter ons ligt, maar de behoefte aan een sterke burgerparticipatie niet. De tijd is rijp om van de publieke media een echte “citizens society” te maken met beperkte politieke en commerciēle invloed, dus werkelijk onafhankelijk en passend in de tijdgeest van na de kredietcrisis.
Comments